De leestekens

Dubbelpunt en aanhalingstekens

Dubbelpunt

Ze zei: “We gaan morgen naar zee.”

Wat we zagen in de zoo: apen, olifanten, slangen, leeuwen, …

 

  • Voor een eindaanhaling in directe rede. Vergeet de hoofdletter niet!
  • Voor een opsomming

Eindaanhaling
Ze vroeg: “Mag ik het bord schoonvegen?”

Beginaanhaling:
“Mag ik het bord schoonvegen?” vroeg ze.
“Laat me binnen!” riep hij kwaad.
‘Ik zou graag mijn opstel afgeven”, zei hij.

Gesplitste aanhaling
“Mag ik het bord afvegen,” vroeg ze, “want het is heel erg vuil.”

“Geef me”, riep hij, “onmiddellijk die jas!”


Geen aanhaling
Hij zei dat hij naar zee ging.

 

  • Let op de dubbelpunt en hoofdletter.
  • ? en ! binnen de aanhaling
  • , buiten de aanhaling

 

  • De komma binnen de aanhaling want die staat ook in de zin: mag ik het bord afvegen, want het is vuil.
  • De komma staat buiten de aanhaling want in de zin:geef me onmiddellijk die jas, staat er ook geen komma.
  • Geen aanhaling bij indirecte rede.